Geschiedenis

De geschiedenis van de Sint-Katharinakerk is lang en veelbewogen. Met meer dan 500 jaar geschiedenis in haar bakstenen vertelt het gebouw vele verhalen van graven en Hoogstratenaren.

1210-1525

Archeologisch onderzoek uit de periode 1949-1950 toonde aan dat er op de plaats van de huidige Sint-Katharinakerk een drietal oudere kerken hebben gestaan. Tijdens de opgravingen in 1949 werden restanten van twee pijlers gevonden die het bestaan van een eerste romaanse kerk doen vermoeden. Meer zekerheid is er over de gotische kerk uit de 14e-15e eeuw. Deze (vermoedelijke) kruiskerk werd in de loop van de eeuwen enkele keren uitgebreid en vervolgens in verschillende stadia afgebroken voor de bouw van de nieuwe Sint-Katharinakerk, die er in de eerste helft van de 16e eeuw als het ware overheen werd gebouwd.

1525-1546

In 1525 kreeg Rombout II Keldermans, bouwmeester van o.m. de O.L.V.-kathedraal van Antwerpen en het paleis van Margaretha van Oostenrijk in Mechelen, de opdracht van het grafelijk echtpaar Antoon de Lalaing en Elisabeth van Culemborg een waardige grafkerk te bouwen. Zowel Elisabeth, als eerste hofdame van Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes van de Nederlanden, als Antoon de Lalaing, belangrijke raadsman en vertrouweling van Margaretha van Oostenrijk, hadden een zeer hooggeplaatste functie aan het Habsburgse Hof in de Nederlanden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het grafelijk echtpaar, dat regelmatig ter beschikking moest staan van Margaretha van Oostenrijk, ook in Brussel en Mechelen een ‘Hof van Hoogstraten’ inrichtte. Het is omwille van deze vooraanstaande posities dat Antoon en Elisabeth ook in Hoogstraten enig prestige hoog te houden hadden. Dit is de voornaamste reden dat onze kleine stad gezegend werd met een kerk van dergelijke omvang en allure.

Op 18 november 1525 werd gestart met de bouw van de Sint-Katharinakerk. De werken bleven doorgaan tot deze in 1534-1535 tijdelijk werden stopgezet. De reden hiervoor is nog steeds niet duidelijk. Vermoedelijk gooiden de dalende inkomsten van de gravin roet in het eten en moest er dus bespaard worden. De eerst geplande vijfbeukige kerk moest wijken voor een budgetvriendelijkere driebeukige kerk. Uiteindelijk was de kerk in 1542 klaar en werd de toren in 1546 afgewerkt. In 1550 werd het kruis op de torenspits geplaatst, wat het sluitstuk vormde van deze indrukwekkende bouwcampagne.

1798

Tijdens de Franse overheersing van de Zuidelijke Nederlanden werd door een Frans decreet bepaald dat alle kruisen en uitwendige tekens van eredienst verwijderd moesten worden. Uit de archieven blijkt dat Hoogstraten hier slechts met veel moeite toe gedwongen kon worden. Toch konden de Hoogstratenaren niet voorkomen dat het dakruitertje boven de kruisbeuk werd afgebroken, net zoals het koordoksaal.

19e eeuw

Omwille van herhaaldelijke blikseminslagen, en bijgevolg brandschade, moesten in de negentiende eeuw meermaals herstellingswerken worden uitgevoerd aan het dak, totdat de toren in 1840 voorzien werd van een bliksemafleider. Tussen 1840 en 1841 werd het kerkdak hersteld door meester-timmerman F. Marynissen en schaliedekker J.L. Lauryssens. Bovendien werden in die periode werken uitgevoerd aan het gewelf van het noordzijkoor, waarvan een gedeelte was ingestort.
Reeds in 1855 stelde provinciaal bouwmeester Johan Van Gastel vast dat er onvolkomendheden waren aan het metselwerk en het dak van de kerktoren. Ook de daken van de zijkoren en de zijbeuken waren aan herstelling toe. Deze herstellingswerken aan dak en metselwerk werden door Hubert Gervais uitgevoerd in de jaren '60 van de negentiende eeuw. Grote partijen bak- en zandsteen werden toen vervangen.
Terzelfdertijd werd eveneens het kerkinterieur onder handen genomen. Zo werden de gewelven herschilderd, nieuwe glasramen geplaatst en de kerkvloer hersteld. In 1890 werd de kalklaag op de muren verwijderd, die "er het schone van verborgen hield". In de nieuwe pleisterlaag werd het metselverband van de natuursteen nagebootst. De kapitelen, de consoles en de gewelfribben werden gepolychromeerd en verguld, het koor werd afgesloten met een smeedijzeren hek en kreeg bovendien een nieuwe vloer. Zo kreeg het aanvankelijk sobere, originele, gotische interieur van de Sint-Katharinakerk een kleurrijke neogotische toets in de negentiende eeuw.

30 mei 1936

De Sint-Katharinakerk werd bij Koninklijk Besluit erkend als monument.

23 oktober 1944

Om 4u40 van de 23ste oktober 1944 werd de toren van de Sint-Katharinakerk door het terugtrekkende Duitse leger opgeblazen met behulp van 2000 kg TNT. Het was het laatste wapenfeit van de Duitsers. Zij wilden vermijden dat de geallieerden de toren als uitkijkpost zouden gebruiken. Later op die dag trokken Britse soldaten door het bevrijde Hoogstraten.

In zijn val vernietigde de toren niet alleen het schip en de kruisbeuk, maar verpletterde deze onder andere ook het stadhuis en de nabij gelegen Latijnse school. Enkel de koorpartij, de sacristie, een stukje van de kruisbeuk en de zuilen en bogen van de middenbeuk bleven overeind. Gelukkig waren een groot deel van de kunstschatten, zoals bijvoorbeeld de glasramen van het hoogkoor, reeds in veiligheid gebracht. Een half jaar later werd de kerk nogmaals getroffen, deze keer door een V1-bom, welke grote schade veroorzaakte aan het tot dan toe gespaard gebleven hoogkoor.

1950-1958

Onder leiding van priester-deken Jozef Lauwerys werd de vernielde Sint-Katharinakerk heropgebouwd. De architecten Joseph-Louis Stynen en Pol Berger werden hiervoor aangesteld. In eerste instantie werd de kerk opnieuw onder dak gebracht. In een tweede fase werden de gewelven gereconstrueerd en volgde de afwerking. In een derde fase volgde tenslotte de wederopbouw van de toren. De ultieme bekroning volgde in 1960 met de installatie van voormalige kapittelbeiaard van de O.L.V.-Kathedraal van Antwerpen.